Man 1: “Hé kale, alles goed?”
Appellant: “Heb jij naar je eigen gekeken?”
Man 1: “Zeg je?”
Appellant: “Heb jij naar je eigen gekeken?”
Man 1: “Ah, rij 's effe lekker door en hou je mond.”
Appellant: “Ja.”
Man 2: “Bij hem groeit het. Bij jou niet.”
De mannen lachen.
Appellant: “Ik en m'n mond houden? ja wacht effe, wacht effe.”
Man 1: “Ja, is goed.”
Man 2: (niet te verstaan)
Appellant: “Ben je bijdehand?”
Man 1: “Anders wat? Komt ie d'r uitzetten of zo?”
Man 2: “He, doen, met z'n vieren gaan we vechten.”
Man 3: “Ha ha ha. Hé krijg je vette spierpijn.”
Man 3 (lees: appellant): “Mag ik effe de politie op de lijn?”
De vier mannen bleven gedurende dit gesprek ontspannen op het bankje zitten en namen op geen enkele wijze een dreigende houding aan. Appellant reageerde op het gesprek door contact op te nemen met het Communicatiecentrum Vervoer van het [naam bedrijf] (CCV) met het verzoek om politie in verband met een bedreiging door twee Marokkanen. Nadat de mannen waren opgestaan en – van appellant af – richting een andere bushalte waren gelopen, heeft appellant opnieuw contact opgenomen met het CCV met de mededeling “Ik heb bedreiging Marokkanen. Die stappen nu in de 33 en eentje met een pistoolbeweging”.