Uitspraak
15.2083 WWB, 15/2084 WWB, 16/4114 WWB
OVERWEGINGEN
.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand aan appellant, die in de periode van 1 januari 2012 tot en met juni 2013 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De herziening was gebaseerd op stortingen op zijn bankrekening die verband hielden met gokactiviteiten. Appellant ontving in totaal € 9.248,64 van internetgoksites en andere kasstortingen, maar heeft deze inkomsten niet gemeld bij het bestuur, wat leidde tot een te hoge bijstandsverlening. Het bestuur heeft de bijstand over de betreffende periode herzien en een terugvordering van € 6.782,- ingesteld. Daarnaast werd appellant een boete opgelegd van € 2.270,- voor het niet melden van de stortingen.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen de besluiten van het bestuur deels ongegrond verklaard en de boete verlaagd naar € 1.250,-. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de ontvangen bedragen uit gokken als inkomsten moeten worden aangemerkt, ongeacht de gokverslaving van appellant. De Raad bevestigde dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door de stortingen niet te melden, en dat het bestuur terecht de bijstand had herzien en teruggevorderd. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor wat betreft de hoogte van de boete en stelde deze vast op € 570,-, rekening houdend met de verminderde verwijtbaarheid van appellant door zijn gokverslaving. De Raad veroordeelde het bestuur tot vergoeding van de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 992,- en bepaalde dat het bestuur het griffierecht van € 123,- aan appellant moest vergoeden.