Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het inkomen van betrokkene, die sinds 1 april 2006 een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de winst van betrokkene uit zelfstandige arbeid evenredig aan de twaalf kalendermaanden van 2012 heeft toegerekend, wat niet leidt tot een kennelijk onredelijk resultaat of een onbillijkheid van overwegende aard. De Raad heeft een onderscheid gemaakt tussen de periode van 1 januari 2012 tot 1 maart 2012, waarin artikel 6 van het Inkomensbesluit Wet WIA van toepassing is, en de periode van 1 maart 2012 tot 31 december 2012, waarin artikel 4:1 van het Algemeen inkomensbesluit (AIB) van toepassing is.
Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen de berekening van haar inkomen, waarbij zij stelde dat de toerekening van de winst niet correct was. De rechtbank Amsterdam had het beroep van betrokkene gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak vernietigd. De Raad oordeelde dat de omstandigheden waarmee betrokkene zich geconfronteerd zag, zoals de economische crisis en het verlies van klanten, tot het normale bedrijfsrisico van een zelfstandige behoren. De Raad concludeerde dat de berekeningswijze van het Uwv niet onredelijk was en dat betrokkene niet voldeed aan de inkomenseis over de maanden januari tot en met augustus 2012.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving omtrent de vaststelling van het inkomen van zelfstandigen en de rol van de rechter in het beoordelen van de redelijkheid van de toegepaste berekeningsmethoden. De Raad heeft het hoger beroep van het Uwv gegrond verklaard en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard.