ECLI:NL:CRVB:2016:5010
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- A. Stehouwer
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand; schending inlichtingenverplichting en rechtszekerheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, een Sierraleoonse, ontving sinds 1 oktober 2001 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Delft heeft de bijstand van appellante per 1 mei 2012 beëindigd, omdat zij niet langer gelijkgesteld kon worden met een Nederlander. Dit besluit werd later door het college ingetrokken en de kosten van bijstand over een bepaalde periode werden teruggevorderd, omdat appellante haar inlichtingenverplichting zou hebben geschonden. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat appellante niet in strijd met de inlichtingenverplichting heeft gehandeld. De Raad stelde vast dat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 februari 2012 geen wijziging had gebracht in de verblijfsrechtelijke status van appellante, die al bekend was bij het college. Hierdoor was er geen grond voor de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellante gegrond. Het college werd veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.984,- bedroegen, en moest het griffierecht vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de zorgvuldigheid die van bestuursorganen verwacht mag worden bij het intrekken van bijstandsuitkeringen. De Raad concludeerde dat het college niet redelijkerwijs gebruik kon maken van de bevoegdheid tot terugvordering, gezien de omstandigheden van de zaak.