Uitspraak
mr. Kramer verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M. Sluijs.
OVERWEGINGEN
20 februari 2014 in stand had gelaten. De rechtsgevolgen zien er op dat het Uwv heeft vastgesteld dat appellant op zijn 17e/18e jaar geen recht heeft op arbeids- en inkomensondersteuning op grond van artikel 2:3 van de Wajong 2010 omdat hij voor minder dan 25% arbeidsongeschikt wordt geacht. De Raad heeft in de uitspraak van 25 maart 2016 allereerst overwogen dat appellants aanspraken op een Wajong-uitkering dienen te worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen in de Algemene arbeidsongeschiktheidswet omdat appellant geboren is voor 1 januari 1980. Voorts heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv met de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 januari 2014, opgesteld in het kader van appellants (laattijdige) aanspraak op een AAW-uitkering, onvoldoende tegemoet is gekomen aan de psychische klachten van appellant op 17e/18e-jarige leeftijd. In het kader van een in 2007 gehouden WIA-beoordeling heeft de WIA-verzekeringsarts als gevolg van bij appellant levenslang bestaande ADHD en cluster B-persoonlijkheidstrekken, psychische beperkingen vastgesteld in de rubrieken 1 en 2 in een FML van 10 december 2007. Deze beperkingen zijn mede gestoeld op een brief van 20 maart 2007 van psychiater Slot. In de uitspraak van
25 maart 2016 is geoordeeld dat er geen reden wordt gezien deze psychische beperkingen tevens niet van toepassing te laten zijn op 17e/18e-jarige leeftijd, gelet op de onderzoeksbevindingen in de WIA-beoordeling. Het Uwv is opgedragen om de – in het kader van deze WIA-beoordeling – vastgestelde beperkingen als gevolg van de psychische klachten zoals neergelegd in rubrieken 1 en 2 van een FML van 10 december 2007, over te nemen in een FML die geldend is op 17e/18e leeftijd omdat appellant deze beperkingen al had bij aanvang van de verzekering. De reeds in de FML van 29 januari 2014 neergelegde beperkingen voor de rugklachten op 17e/18e-jarige leeftijd zijn niet onderschat. Voor het aannemen van een urenbeperking bestaat geen rechtvaardiging. Met de nieuw op te stellen FML dient een nadere arbeidskundige beoordeling plaats te vinden waarna de resultaten in een nieuw te nemen beslissing op bezwaar dienen te worden neergelegd.
AAW-uitkering. Het bezwaar tegen het besluit van 24 februari 2012 is bij besluit van 21 juli 2016 opnieuw ongegrond verklaard.
solo-karakter, dan wel werkzaamheden zonder of slechts incidenteel contact met anderen, omdat bij appellant sprake is van onduidelijke, onvoorspelbare en onconventionele wijze van gevoelsuitingen en van een autoriteitsprobleem. Niet is onderzocht of appellant gelet op deze beperkingen naar tevredenheid van een werkgever zou kunnen werken, ook omdat appellant, gezien zijn arbeidsverleden, nooit zes maanden lang aantoonbaar 75% van het minimumloon heeft kunnen verdienen. De geselecteerde functies zijn voorts niet geschikt wegens het lawaai dat voorkomt in de functies, de eentonigheid, het hoge handelingstempo, het tillen, het dragen en het zitten.
10 december 2007 zijn geheel overgenomen in de nieuwe FML van 4 april 2016. In de uitspraak van 25 maart 2016 heeft de Raad geoordeeld dat de lichamelijke beperkingen, zoals neergelegd in de FML van 29 januari 2014, niet zijn onderschat en dat voor een urenbeperking geen aanleiding is. Wat appellant met het beroep nog inbrengt tegen de medische grondslag van het bestreden besluit kan niet meer aan de orde komen, omdat de omvang van het geding is beperkt tot de vraag of het Uwv met het bestreden besluit op de juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de Raad. Die vraag beantwoordt de Raad bevestigend.
€ 500,- per half jaar of gedeelte daarvan, waarmee de redelijke termijn in de procedure als geheel is overschreden.
25 oktober 2013 door de rechtbank waarbij het besluit van 10 december 2012 is vernietigd en het Uwv is opgedragen een nieuw beslissing op bezwaar te nemen. Het Uwv wordt veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan appellant tot een bedrag van € 1.500,-.
BESLISSING
- verklaart het beroep tegen het besluit van 21 juli 2016 ongegrond;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af;
- veroordeelt het Uwv tot betaling aan appellant van een vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn tot een bedrag van € 1.500,-.
R.E. Bakker als leden, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2017.