ECLI:NL:CRVB:2017:3938
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van persoonsgebonden budget en verplichtingen onder de Regeling subsidies AWBZ
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door het Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 november 2017 uitspraak gedaan in deze zaak. Appellant had in 2012 een pgb van € 47.131,51 ontvangen, maar het Zorgkantoor heeft dit bedrag in 2014 vastgesteld op € 32.146,97, waarbij een terugvordering van € 14.984,54 is ingesteld. Het Zorgkantoor stelde dat appellant niet had voldaan aan de administratieve verplichtingen die aan het pgb waren verbonden, zoals vastgelegd in artikel 2.6.9 van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa). De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Zorgkantoor ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 27 september 2017 is appellant niet verschenen, terwijl het Zorgkantoor zich liet vertegenwoordigen door een advocaat. Appellant voerde aan dat hij in bezwaar en beroep voldoende had toegelicht dat de zorg die zijn zus hem verleende, verantwoord was en dat er geen problemen waren met de besteding van het pgb. De Raad oordeelde echter dat appellant niet had aangetoond dat het Zorgkantoor onterecht tot terugvordering was overgegaan. De Raad bevestigde dat de verantwoordelijkheid voor de verantwoording van de besteding van het pgb bij de verzekerde ligt, ook als een derde deze verantwoording verzorgt. De Raad concludeerde dat het Zorgkantoor in redelijkheid tot de terugvordering had kunnen besluiten, en dat de belangenafweging niet in het voordeel van appellant had moeten uitvallen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.