Uitspraak
OVERWEGINGEN
16 september 2014 toegekend.
16 september 2014 beëindigd en de in de periode van 15 september 2014 tot en met
16 november 2014 betaalde uitkering ten bedrage van € 2.571,36 teruggevorderd. Hieraan ligt ten grondslag dat appellant niet heeft doorgegeven dat hij niet beschikbaar was voor de arbeidsmarkt, zodat hij geen recht had op WW-uitkering. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
WW-uitkering heeft hij ook geen recht op een ZW-uitkering die hij vanuit de WW heeft aangevraagd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
16 september 2014 geen herleving van zijn WW-uitkering kan krijgen. Daarbij is verwezen naar het in 1.5 genoemde besluit van 29 januari 2015 en is gesteld dat niet is gebleken dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn waardoor dat besluit moet worden herzien. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
16 september 2014 niet beschikbaar was voor arbeid, zodat hij geen recht had op
WW-uitkering. Omdat de WW-uitkering bij besluit van 29 januari 2015 met terugwerkende kracht is beëindigd, was appellant op 14 januari 2015 niet verzekerd voor de ZW, zodat hij geen recht heeft op een ZW-uitkering. De aanvraag van 20 februari 2015 was niet bedoeld om de WW-uitkering te laten herleven, maar een nieuwe aanvraag om met ingang van
16 september 2014 een WW-uitkering te verkrijgen. Appellant heeft echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen om terug te komen van het besluit van 29 januari 2015.
15 september 2014 tot en met 16 november 2014 betaalde WW-uitkering. Appellant heeft de door hem gestelde ernstige financiële en sociale problemen, alsmede de stelling dat hij suïcidaal was, ook in hoger beroep niet onderbouwd. Het Uwv heeft hierin dan ook terecht geen dringende reden gezien om van terugvordering af te zien. Voor zover appellant zich beroept op door het Uwv gemaakte fouten en onjuiste voorlichting in januari 2015, geldt
– wat daarvan ook zij – dat volgens vaste rechtspraak, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 15 juli 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN1802, dringende redenen niet gelegen kunnen zijn in de oorzaak van de onverschuldigde betaling, maar slechts in de onaanvaardbare gevolgen van de terugvordering.
23 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT6690).