ECLI:NL:CRVB:2018:1158
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling stelling van de aanvraag om bijstand wegens niet overleggen van gegevens over voertuigen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen, die zijn aanvraag om bijstand buiten behandeling heeft gesteld. Appellant ontving sinds 2 februari 2012 bijstand, maar in het kader van een rechtmatigheidsonderzoek bleek dat er in de periode van 2 november 2011 tot en met 12 juni 2013 twaalf auto’s op zijn naam geregistreerd stonden. Het college verzocht appellant om alle vrijwarings- en aan- en verkoopbewijzen van deze auto’s over te leggen, maar appellant voldeed niet aan dit verzoek. Hierdoor heeft het college op 21 oktober 2013 de bijstand van appellant ingetrokken.
Appellant diende op 24 november 2014 een nieuwe aanvraag om bijstand in, maar ook deze aanvraag werd niet volledig onderbouwd. Het college heeft appellant meerdere keren verzocht om aanvullende gegevens, maar hij heeft niet alle gevraagde informatie verstrekt. Uiteindelijk heeft het college op 12 maart 2015 de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat appellant de gevraagde gegevens niet of niet volledig had ingediend. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelt dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellant had de gelegenheid om de aanvraag aan te vullen, maar heeft dit niet gedaan. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de beroepsgronden van appellant geen doel treffen. De Raad concludeert dat de beslissing van het college om de aanvraag buiten behandeling te stellen rechtmatig was en bevestigt de aangevallen uitspraak.