ECLI:NL:CRVB:2018:1905
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen werkzaamheden als meubelmaker
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering van appellant is bevestigd. Appellant ontvangt sinds 17 januari 2014 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een melding dat appellant zelfgemaakte meubels aanbood op Facebook, heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant in de periode van 1 juli 2015 tot en met 8 november 2015 werkzaamheden als meubelmaker heeft verricht, maar deze niet heeft gemeld bij het college, wat in strijd is met zijn inlichtingenverplichting.
Het college heeft vervolgens de bijstand van appellant ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. Appellant heeft in beroep aangevoerd dat hij verstandelijk beperkt is en daardoor niet in staat was de gevolgen van zijn handelen te overzien. De Raad heeft echter geoordeeld dat de inlichtingenverplichting objectief is en dat verwijtbaarheid geen rol speelt. De Raad heeft vastgesteld dat appellant de werkzaamheden had moeten melden en dit heeft nagelaten.
Daarnaast heeft appellant gesteld dat de terugvordering leidt tot onaanvaardbare financiële consequenties. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, wat betekent dat de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van appellant rechtmatig zijn.