Uitspraak
17.4245 AWBZ
mr. J.J.Th. van Stiphout, advocaat, hoger beroep ingesteld.
OVERWEGINGEN
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, vertegenwoordigd door zijn moeder, had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen van het Zorgkantoor voor zorgverlening. Het Zorgkantoor had echter het pgb lager vastgesteld en een bedrag van € 8.200,51 aan voorschotten teruggevorderd, omdat de appellant niet had voldaan aan de verplichtingen die aan het pgb waren verbonden. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen girale betalingen had verricht aan zijn zorgverlener, die tevens zijn moeder is, en geen relevante documentatie had overgelegd om aan te tonen dat de zorg daadwerkelijk was verleend. De Raad oordeelde dat het Zorgkantoor in redelijkheid gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om het pgb lager vast te stellen en dat de terugvordering van de voorschotten gerechtvaardigd was. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant tegen het besluit van het Zorgkantoor ongegrond verklaard en het beroep tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar tegen het besluit van het Zorgkantoor bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd voor de besteding van het pgb en dat het Zorgkantoor bevoegd was tot terugvordering over te gaan.