ECLI:NL:CRVB:2018:2755
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van ingezetenschap en recht op kinderbijslag voor een Oekraïense vrouw met tijdelijke verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellante, een Oekraïense vrouw, recht had op kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Appellante was in Nederland gekomen om zich bij haar echtgenoot te voegen en had tijdelijk in een opvangcentrum voor vrouwen verbleven vanwege huiselijk geweld. De Svb had vastgesteld dat appellante over het eerste, tweede en derde kwartaal van 2014 geen recht had op kinderbijslag, omdat zij niet als ingezetene kon worden aangemerkt. De rechtbank Gelderland had deze beslissing bevestigd, waarbij zij oordeelde dat appellante op de peildata geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had, onder andere omdat zij geen zelfstandige woonruimte had en niet werkzaam was in Nederland.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank tekortgeschoten is in haar motivering en dat haar bijzondere omstandigheden onvoldoende zijn meegewogen. De Svb heeft de uitspraak van de rechtbank verdedigd en benadrukt dat de feitelijke woonsituatie van belang is voor de beoordeling van ingezetenschap. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat appellante op de peildata niet als ingezetene kon worden aangemerkt. De Raad heeft bevestigd dat de feitelijke situatie relevant is en dat de intentie om zich in Nederland te vestigen niet voldoende is zonder objectieve factoren die deze intentie ondersteunen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.