ECLI:NL:CRVB:2018:2760
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van IOAW-uitkering wegens verzwegen werkzaamheden als klusser
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant ontving sinds 22 april 2013 een uitkering op basis van de IOAW, maar er werd een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van deze uitkering na een anonieme melding dat hij werkzaamheden als klusser verrichtte. De sociale recherche voerde een onderzoek uit, waarbij onder andere bankafschriften werden opgevraagd en getuigen werden gehoord. Op basis van de onderzoeksresultaten heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk de uitkering van de appellant met terugwerkende kracht ingetrokken en een terugvordering ingesteld van eerder betaalde uitkeringen. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen deze besluiten ongegrond, maar vernietigde de boete die aan de appellant was opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting.
In hoger beroep heeft de Raad beoordeeld of de appellant kan worden aangemerkt als werkloze werknemer in de zin van de IOAW. De Raad concludeert dat de appellant onvoldoende informatie heeft verstrekt over de aard en omvang van zijn werkzaamheden als klusser, waardoor niet kan worden vastgesteld of hij recht heeft op de uitkering. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het college in de proceskosten van de appellant werd veroordeeld. De Raad oordeelt dat de appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden, wat leidt tot de intrekking van de uitkering en de terugvordering van eerder betaalde bedragen.