ECLI:NL:CRVB:2018:3118

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
17/8110 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 en procesbelang

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van het college van burgemeester en wethouders van Zwolle tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had de beroepen van betrokkenen gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Het college stelde dat de betrokkenen geen procesbelang hadden, omdat de perioden waarover zij een persoonsgebonden budget (pgb) hadden ontvangen, al waren verstreken ten tijde van de aangevallen uitspraken. De Raad oordeelde dat het college gelijk had en dat de betrokkenen ten tijde van de uitspraak geen belang meer hadden bij een oordeel over het bestreden besluit. De Raad verklaarde de beroepen van het college niet-ontvankelijk en vernietigde de eerdere uitspraken van de rechtbank. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en bevestigt dat een formeel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang.

Uitspraak

17.8110 WMO15, 17/8112 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland van
7 december 2017, 17/3762 (aangevallen uitspraak 1) en 17/3760 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle (college)
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] te [woonplaats] (betrokkenen)
Datum uitspraak: 3 oktober 2018
PROCESVERLOOP
Namens het college heeft mr. V.A. Textor, advocaat, hoger beroepen ingesteld.
Namens betrokkenen heeft mr. G.J.W. Pulles, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de behandeling van de zaken 17/8108 WMO15 en 17/8109 WMO15, plaatsgevonden op 18 april 2018. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Textor, mr. L.J. Luigies en mr. T.J. Heegsma. Betrokkenen zijn verschenen, bijgestaan door mr. Pulles. In de zaken 17/8108 WMO15 en 17/8109 WMO15 is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Het college heeft aan betrokkenen bij afzonderlijke besluiten van 7 november 2016 op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), voor [betrokkene 1] over de periode van 10 oktober 2016 tot en met 9 oktober 2017 en voor [betrokkene 2] over de periode van 24 oktober 2016 tot en met 23 oktober 2017, een maatwerkvoorziening beschermd wonen met zorgzwaartepakket 3C inclusief dagbesteding verstrekt, in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Betrokkenen hebben met het pgb zorg bij [naam instelling]. ([naam instelling]) ingekocht.
1.2.
Bij brieven van 7 maart 2017 heeft het college aan betrokkenen meegedeeld dat zij met ingang van 1 juli 2017 geen ondersteuning en hulp meer kunnen ontvangen van [naam instelling] omdat de ondersteuning die [naam instelling] biedt niet voldoet aan de eisen van kwaliteit en omvang die de gemeente Zwolle daaraan stelt.
1.3.
Betrokkenen hebben tegen deze brieven bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij besluit van 16 juni 2017 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren niet‑ontvankelijk verklaard. Hieraan is ten grondslag gelegd dat de brieven van 7 maart 2017 geen besluiten als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn omdat met deze brieven geen rechtsgevolgen zijn ingetreden.
1.5.
Bij brieven van 28 juni 2017 heeft het college aan betrokkenen – voor zover hier van belang – meegedeeld dat de brieven van 7 maart 2017, bedoeld onder 1.2, geen gevolgen hebben voor de aan betrokkenen bij de besluiten van 7 november 2016 verstrekte maatwerkvoorziening, bedoeld onder 1.1. Betrokkenen mogen tot het moment dat de toegekende verstrekking eindigt zorg blijven inkopen bij [naam instelling].
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen binnen zes weken na de dag van verzending van die uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van die uitspraak. Daartoe heeft de rechtbank geoordeeld dat de brieven van 7 maart 2017 dienen te worden aangemerkt als besluiten die op rechtsgevolg zijn gericht. Het college heeft het bezwaar tegen deze besluiten dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
3. Het college heeft de aangevallen uitspraken gemotiveerd bestreden. De rechtbank is ten onrechte voorbijgegaan aan het betoog van het college dat de beroepen van betrokkenen wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. De perioden waarover aan betrokkenen een pgb is verstrekt waren immers ten tijde van de aangevallen uitspraken al verstreken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1874) is neergelegd dat eerst sprake is van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.2.
De hoger beroepen van het college slagen. De perioden waarover het college aan betrokkenen op grond van de Wmo 2015 een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb had verstrekt, waren ten tijde van de aangevallen uitspraken al verstreken. Uit de brieven van 28 juni 2017, bedoeld in 1.5, volgt dat betrokkenen gedurende de totale looptijd van de toegekende verstrekking zorg hebben kunnen blijven inkopen bij [naam instelling]. Dit is ook geschied. Niet in geschil is ten slotte dat betrokkenen zich pas op 14 december 2017, dit is na de aangevallen uitspraken, hebben gemeld bij het college met het verzoek om in aanmerking te worden gebracht voor een nieuwe maatwerkvoorziening. Gelet hierop valt niet in te zien dat betrokkenen ten tijde van de aangevallen uitspraken enig belang hadden bij een oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit. Dit betekent dat betrokkenen ten tijde van de aangevallen uitspraken geen procesbelang hadden.
4.3.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de aangevallen uitspraken voor vernietiging in aanmerking komen. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad de beroepen tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaren.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraken;
- verklaart de beroepen tegen het besluit van 16 juni 2017 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner als voorzitter en J. Brand en D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2018.
(getekend) M.F. Wagner
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

TM