Ingevolge artikel 22a van de PW, zoals die bepaling vanaf 1 januari 2016 luidt, geldt een lagere norm voor een bijstandsgerechtigde, alleen indien sprake is van één of meer medebewoners, die ook kostendelers zijn. In artikel 19a van de PW is het begrip kosten delende medebewoner gedefinieerd. Een dergelijke definitie ontbrak vóór 1 januari 2016. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepalingen is bedoeld om de kostendelersnorm alleen van toepassing te laten zijn in gevallen waarin sprake is van kosten delende medebewoners en om te voorkomen dat, zoals voorheen, bepaalde bijstandsgerechtigden een te hoge of te lage uitkering zouden ontvangen. De bedoeling is geweest om omissies te herstellen en de regeling van de kostendelersnorm te vereenvoudigen, te verduidelijken en consistent te maken. Zie Kamerstukken II, 2014/15, 34273, nr. 3,
blz. 23-24 en Kamerstukken II, 2015/16, 34273, nr. 7, blz. 6-7. Deze wijziging van de wet heeft, mede gezien de bedoelding daarvan, tot gevolg dat anders dan voor 1 januari 2016 in geval van een belastend besluit de bewijslast voor het college ter zake van de voorwaarden voor uitoefening van de bevoegdheid, neergelegd in artikel 22a van de PW, niet alleen het bestaan van één of meer medebewoners omvat, maar ook dat dit kostendelers zijn en dus vallen binnen de definitie van artikel 19a, eerste lid, van de PW. In dit verband is van belang dat op grond van artikel 64, eerste lid, aanhef en onder l, van de PW instanties en personen die woonruimte verhuren verplicht zijn om desgevraagd kosteloos opgaven en/of inlichtingen te verstrekken aan het college. Deze verplichting strekt zich op grond van artikel 64, vijfde lid, onder b, van de PW mede uit tot degenen die hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning (als de belanghebbende), of ten aanzien van wie dat redelijkerwijs kan worden vermoed. Het college is voor verstrekking van de benodigde gegevens dus niet uitsluitend aangewezen op de belanghebbende, maar heeft daarmee ook de mogelijkheid om opgaven en inlichtingen van een medebewoner of de verhuurder van de betrokkene te verlangen, welke mogelijkheid de belanghebbende juist niet heeft.