Uitspraak
9 september 2016, 15/5460 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante op 10 juni 2015 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van een gebitsprothese. De kosten van de gebitsprothese bedroegen € 1.252,-, waarvan appellante € 642,05 diende te voldoen aan haar zorgverzekeraar. Het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar heeft de aanvraag afgewezen, met als argument dat appellante een vergoeding kon krijgen van haar zorgverzekeraar, die als toereikend en passend werd beschouwd. De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld en betoogd dat de kosten van de gebitsprothese niet volledig door de zorgverzekeraar worden vergoed en dat er zeer dringende redenen zijn voor bijstandsverlening. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat volgens artikel 15, eerste lid, van de PW geen recht op bijstand bestaat indien er een voorliggende voorziening is die toereikend en passend is. De Raad heeft ook benadrukt dat zeer dringende redenen slechts van toepassing zijn in acute noodsituaties, wat in dit geval niet aan de orde was.
De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag voor bijzondere bijstand niet kon worden toegewezen, en heeft het hoger beroep van appellante afgewezen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.