ECLI:NL:CRVB:2018:982
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm op bijstand van bij moeder inwonend kind
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de kostendelersnorm op de bijstand van een bij haar moeder inwonend kind. Appellante ontvangt sinds 30 september 2005 bijstand, laatstelijk ingevolge de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 20%. Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen heeft de bijstand van appellante met toepassing van de kostendelersnorm verlaagd, omdat zij samenwoont met haar moeder, die als medebewoner wordt aangemerkt. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen dit besluit gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft overwogen dat de kostendelersnorm van toepassing is, omdat appellante en haar moeder in dezelfde woning wonen. De Raad heeft vastgesteld dat de uitzonderingen van de kostendelersnorm niet van toepassing zijn en dat het college terecht de bijstand heeft verlaagd. Appellante heeft aangevoerd dat zij zorg draagt voor haar dementerende moeder en dat zij zelf ook beperkingen heeft, maar de Raad oordeelt dat deze omstandigheden geen aanleiding geven om de kostendelersnorm niet toe te passen. De Raad heeft ook geoordeeld dat de financiële situatie van appellante niet leidt tot een buitensporig zware last en dat er geen ongerechtvaardigde inbreuk is op haar eigendomsrecht of recht op privé- en familieleven. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.