ECLI:NL:CRVB:2019:1348
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag beoordeling arbeidsvermogen op grond van de Wajong 2015
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, geboren in 1966, had een aanvraag ingediend voor beoordeling van zijn arbeidsvermogen op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld of de appellant jonggehandicapte was. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep had vastgesteld dat er geen informatie beschikbaar was over de medische situatie van de appellant op zeventien- en achttienjarige leeftijd.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat zijn psychische problematiek, een chronische PTSS, al op jonge leeftijd aanwezig was en dat er aanwijzingen waren voor beperkingen. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een uitkering. De Raad bevestigde dat de beoordeling van de aanspraken van de appellant moest plaatsvinden aan de hand van de AAW, en dat de bewijslast bij de appellant lag, gezien de laattijdige aanvraag. De Raad concludeerde dat er onvoldoende medische informatie was om de belastbaarheid van de appellant op zeventien- en achttienjarige leeftijd vast te stellen, en dat de eerdere uitspraken waar de appellant naar verwees niet van toepassing waren op zijn situatie.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de proceskosten af.