ECLI:NL:CRVB:2019:1570
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verantwoording van een persoonsgebonden budget (pgb) en de terugvordering door het zorgkantoor
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de verantwoording van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan appellant is verleend door Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. voor het jaar 2014. Appellant heeft niet voldaan aan de verplichtingen zoals neergelegd in artikel 2.6.9 van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa). Het zorgkantoor heeft de verantwoorde kosten voor zorgverleners afgekeurd en het pgb lager vastgesteld dan oorspronkelijk verleend. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de administratie niet volledig op orde was, maar dat de zorg die door de zorgverleners is verleend wel degelijk onder de AWBZ-zorg valt. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de goedkeuring van bepaalde kosten door het zorgkantoor en de afkeuring van andere kosten wegens het ontbreken van gegevens.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de zorg die door de zorgverleners is verleend, kwalificeert als AWBZ-zorg die vanuit het pgb mocht worden betaald. De Raad heeft ook overwogen dat het zorgkantoor bevoegd was om het pgb lager vast te stellen en dat de terugvordering van een bedrag van € 29.655,64 gerechtvaardigd was. De omstandigheid dat appellant het teruggevorderde bedrag niet kan betalen, leidt niet tot de conclusie dat het zorgkantoor niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot terugvordering gebruik heeft gemaakt. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van appellant niet slaagt.