Uitspraak
17 4741 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
C. van Viegen als leden, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2019.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante ontving bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en was ingeschreven op een adres waar op 7 april 2016 een hennepkwekerij werd aangetroffen. De politie vond 144 planten in de woning van appellante, en zij werd op 9 april 2016 verhoord. Tijdens dit verhoor verklaarde appellante dat zij op het uitkeringsadres woonde, maar dat zij niet wist wie de hennepkwekerij had opgezet.
Naar aanleiding van de vondst heeft de gemeente Utrecht besloten om de bijstand van appellante met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Tevens werd er een boete opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de boete gekeerd, maar de Raad oordeelde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door de hennepkwekerij niet te melden. De Raad bevestigde dat de boete terecht was opgelegd, omdat appellante geen melding had gemaakt van de activiteiten die van invloed konden zijn op haar recht op bijstand.
De Raad oordeelde dat de opgelegde boete evenredig was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.