ECLI:NL:CRVB:2019:2175
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag bijstand op grond van Bbz 2004 wegens onvoldoende levensvatbaarheid bedrijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijstand op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Appellante, die sinds 1 oktober 2014 een administratiekantoor exploiteert, heeft meerdere keren bijstand aangevraagd, maar deze aanvragen zijn steeds afgewezen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere afwijzingen, omdat er geen nieuwe feiten zijn die recht geven op bijstand. De Raad stelt vast dat de levensvatbaarheid van het bedrijf van appellante onvoldoende is, mede door een grote schuldenlast. De Raad oordeelt dat appellante niet heeft aangetoond dat er gewijzigde omstandigheden zijn die haar recht op bijstand zouden kunnen onderbouwen. De eerdere afwijzingen blijven dan ook in stand. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde, wordt bevestigd. De Raad concludeert dat de afwijzing van de aanvraag evident niet onredelijk is, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.