ECLI:NL:CRVB:2019:2471

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juli 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
17-8241 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van ouderdomspensioen voor gehuwde pensioengerechtigde en duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellante, die gehuwd is, ontving een ouderdomspensioen voor ongehuwden op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft het pensioen herzien naar dat voor gehuwden, omdat zij van mening was dat appellante niet duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat er wel degelijk sprake was van duurzaam gescheiden leven.

De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de Svb terecht had vastgesteld dat er geen ondubbelzinnige aanwijzingen waren voor duurzaam gescheiden leven. De rechtbank benadrukte dat het niet relevant is of er sprake is van gescheiden huishoudens, maar dat bepalend is of de echtelijke samenleving is verbroken. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de argumenten van appellante in hoger beroep niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb terecht had gehandeld.

De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke leefsituatie en de interpretatie van het begrip 'duurzaam gescheiden leven' in het kader van de AOW. De Raad concludeerde dat de contacten tussen appellante en haar echtgenoot, evenals het feit dat zij nog steeds getrouwd zijn, niet wijzen op een situatie van duurzaam gescheiden leven. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

17.8241 AOW

Datum uitspraak: 8 juli 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 8 december 2017, 17/1565 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
F[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft T.L. Kok RB hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door Kok RB. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is gehuwd met [naam echtgenoot]. Zij ontving laatstelijk een ouderdomspensioen voor een ongehuwde op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hierbij ging de Svb ervan uit dat appellante duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot als bedoeld in
artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW.
1.2.
In het kader van een onderzoek naar de leefsituatie van appellante om vast te stellen of sprake is van duurzaam gescheiden leven, heeft de Svb bij appellante en bij haar echtgenoot een huisbezoek afgelegd en hebben appellante en haar echtgenoot verklaringen over hun woon- en leefsituatie afgelegd. De onderzoeksresultaten zijn neergelegd in een rapport met bijlagen van 25 november 2016. Naar aanleiding van deze onderzoeksresultaten heeft de Svb bij besluit van 5 december 2016, in stand gelaten bij beslissing op bezwaar van 6 maart 2017 (bestreden besluit), het ouderdomspensioen van appellante met ingang van 1 december 2016 herzien naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde. De Svb heeft hiertoe besloten nadat uit onderzoek is gebleken dat appellante niet duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 6 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1296, voorop gesteld dat voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven niet relevant is of al dan niet sprake is van gescheiden huishoudens. Anders dan bij een gezamenlijke huishouding is voor duurzaam gescheiden leven niet doorslaggevend of de echtelieden al dan niet met elkaar samenwonen. Bepalend is of de echtelijke samenleving al dan niet is verbroken. Die echtelijke samenleving kan bestaan zonder dat van een gezamenlijke huishouding sprake is. Dat appellante en haar echtgenoot niet samenwonen, is niet in geschil. Daarmee is echter niet gezegd dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. Verder heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de vaste rechtspraak van de Raad over het toetsingskader bij artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW (ECLI:NL:CRVB:2017:1330), geoordeeld dat de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit de feiten en omstandigheden ten tijde hier van belang niet ondubbelzinnig blijkt dat sprake is van duurzaam gescheiden leven tussen appellante en haar echtgenoot. De rechtbank heeft hierbij van belang geacht dat er (nog steeds) sprake is van een huwelijk, dat appellante en haar echtgenoot elkaar zo’n twee keer per week telefonisch spreken, elkaar een keer in de drie weken zien en dat appellante en haar echtgenoot dan zo’n twee tot drie dagen bij elkaar verblijven en dan soms ook samen uit eten gaan. Ook beschikt appellante over de sleutel van de woning van haar echtgenoot. Dat appellante en haar echtgenoot in de periode in geding niet duurzaam gescheiden leefden vindt volgens de rechtbank verder steun in het feit dat de gezamenlijke boedel nog niet is verdeeld en nog bij de echtgenoot van appellante staat. Volgens de rechtbank duiden de contacten tussen appellante en haar echtgenoot niet op enkel zakelijke contacten.
3. Appellante heeft in hoger beroep opnieuw aangevoerd dat volgens haar wel sprake is van duurzaam gescheiden leven.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen over de gronden van het beroep waarop dat oordeel berust. Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd en wat grotendeels een herhaling vormt van wat ook in bezwaar en beroep is aangevoerd, biedt geen aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen. De omstandigheid dat appellante en haar echtgenoot ongeveer 200 km uit elkaar wonen betekent niet dat daarmee sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven. De Svb heeft daarvoor terecht gewezen op de uitspraak van 3 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1658. Ook kan op basis van de feiten en omstandigheden zoals door de rechtbank genoemd, niet worden uitgegaan van een uitzonderingssituatie zoals dat wel aan de orde was in de uitspraak van de Raad van 19 maart 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO6231.
4.2.
Uit wat bij 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2019.
(getekend) H. Benek
(getekend) J. Smolders
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.

VC