ECLI:NL:CRVB:2019:276
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medewerking aan jeugdhulp en de afwijzing van de aanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland van 27 september 2017. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om jeugdhulp op grond van de Jeugdwet. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet de noodzakelijke medewerking heeft verleend die vereist is voor het vaststellen van de behoefte aan jeugdhulp over de periode van 25 april 2015 tot 24 juni 2015. Dit is in strijd met artikel 8.1.2, derde lid, van de Jeugdwet, dat vereist dat de betrokkenen medewerking verlenen aan het onderzoek. De Raad heeft eerder, op 1 mei 2017, de uitspraak van de rechtbank Overijssel vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. In het thans bestreden besluit heeft het college de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd, omdat appellante niet heeft meegewerkt aan het noodzakelijke onderzoek. Appellante heeft in beroep aangevoerd dat zij wel degelijk medewerking heeft verleend, maar de Raad heeft geoordeeld dat het college op goede gronden heeft geconcludeerd dat de medewerking ontbrak. De Raad heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.