ECLI:NL:CRVB:2019:3005
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WIA-uitkering te weigeren. Appellante, die sinds 16 oktober 2009 arbeidsongeschikt was, stelde dat zij gedurende 104 weken onafgebroken arbeidsongeschikt was geweest. Het Uwv had echter geoordeeld dat zij niet aan de voorwaarden voldeed, omdat zij niet gedurende de vereiste periode arbeidsongeschikt was geweest. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar appellante ging in hoger beroep.
De Raad heeft de medische gegevens van appellante zorgvuldig bekeken, waaronder rapporten van verschillende psychologen en psychiaters. Het bleek dat appellante in de periode van 16 juli 2012 tot 15 juli 2014 te maken had met ernstige psychische klachten, waaronder een bipolaire stoornis. De Raad concludeerde dat appellante, ondanks dat zij in het verleden haar werk had kunnen uitvoeren, in de relevante periode niet in staat was om haar functie als secretaresse te vervullen. De Raad oordeelde dat de eerdere beslissing van het Uwv en de rechtbank niet juist waren en heeft het bestreden besluit vernietigd.
De Raad heeft het Uwv opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.048,- bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische gegevens in het kader van arbeidsongeschiktheid en de WIA.