In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die als interieurbouwer heeft gewerkt, heeft herhaaldelijk aanvragen gedaan voor een WIA-uitkering, maar deze zijn telkens afgewezen. De Raad oordeelt dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De appellant heeft in het verleden al meerdere keren aanvragen gedaan en deze zijn steeds afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 15%. De Raad heeft vastgesteld dat de informatie die de appellant heeft ingediend, niet kan worden aangemerkt als nieuw bewijs, omdat deze niet betrekking heeft op de relevante periode of niet eerder kon worden overgelegd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het Uwv de aanvraag van de appellant op de juiste wijze heeft beoordeeld en dat het bestreden besluit niet evident onredelijk is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de aanvraag opnieuw af.