ECLI:NL:CRVB:2019:3807
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, waarbij de bijstandsverlening aan appellant is herzien en een boete is opgelegd. Appellant ontvangt sinds 7 februari 2014 bijstand op grond van de Participatiewet. Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellant inkomsten uit zwart werk zou ontvangen, heeft de sociale recherche van de gemeente Rotterdam een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant in de periode van 1 maart 2014 tot en met 31 juli 2015 contante bedragen op zijn bankrekeningen heeft ontvangen, die als inkomsten zijn aangemerkt. Het college heeft daarop besloten de bijstand te herzien en de teveel betaalde kosten van bijstand terug te vorderen, alsook een boete op te leggen wegens schending van de inlichtingenverplichting. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de hoogte van de boete verlaagd. Appellant is in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat de kasstortingen en bijschrijvingen op de bankrekening van appellant terecht zijn aangemerkt als inkomsten en dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. De opgelegde boete is evenredig aan de ernst van de overtreding.