ECLI:NL:CRVB:2019:4002
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking beroep niet tijdig beslissen met verzoek proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.S. Vlieger, had een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van rechtsbijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvraag echter buiten behandeling gesteld. De gemachtigde van de appellant heeft het college in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Na een aantal correspondenties en besluiten, waaronder een besluit van 14 februari 2018 waarin het college aangaf geen dwangsom verschuldigd te zijn, heeft de gemachtigde beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat het college het besluit op de aanvraag binnen de geldende termijn heeft genomen en dat de toezending aan de bewindvoerder van de appellant als voldoende wordt beschouwd. De Raad stelt vast dat de appellant niet kan stellen dat het college niet tijdig heeft beslist, omdat de bewindvoerder tijdig op de hoogte was gesteld van het besluit. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de procedurele belangen van de appellant niet zijn geschaad, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van de appellant wordt afgewezen.