Uitspraak
19.779 AWBZ, 19/780 AWBZ
OVERWEGINGEN
.
AWBZ-zorg aan appellanten had verleend.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door VGZ Zorgkantoor B.V. van appellanten, die in verband met hun beperkingen zorg hebben ingekocht. De Centrale Raad van Beroep behandelt de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die de beroepen van appellanten ongegrond heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat het zorgkantoor bevoegd was om het pgb te wijzigen op basis van feiten waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn. Dit betreft de zorgverlener [X], die volgens de bevindingen van het zorgkantoor in Zwitserland woonde en niet op het opgegeven adres in Nederland. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het zorgkantoor terecht de pgb's over 2012 en 2013 heeft teruggevorderd, omdat de zorg niet op de juiste wijze is verleend. De Raad wijst erop dat appellanten onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat [X] regelmatig in Nederland was om zorg te verlenen. De Raad concludeert dat de terugvordering van de onverschuldigd betaalde subsidiebedragen door het zorgkantoor rechtmatig is, ondanks de financiële situatie van appellanten.