Uitspraak
18.5524 WW
mr. M. van Nederveen en mr. dr. J.H. Ermers. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst en wordt in elk van deze zaken afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
19 november 2015 aan appellant toestemming verleend om met behoud van uitkering in Polen werk te zoeken in de periode 7 november 2015 tot en met 6 februari 2016.
18 augustus 2014 tot en met 5 januari 2015 en van 7 oktober 2015 tot en met 31 januari 2016 onverschuldigd betaalde WW-uitkering tot een bedrag van € 11.374,70 bruto van appellant teruggevorderd.
[Y.], directeur van [naam uitzendbureau], op 7 maart 2017 tegenover een inspecteur van het Uwv. Ook heeft de rechtbank van belang geacht dat de door appellant op zijn
16 augustus 2014 en op 3 oktober 2015 daadwerkelijk naar Polen is gereisd. Nu het Uwv het verblijf buiten Nederland niet heeft aangetoond, heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv niet bevoegd was om een boete op te leggen.