ECLI:NL:CRVB:2020:2135
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die eerder als internationaal vrachtwagenchauffeur werkte, meldde zich ziek op 7 mei 2013 en ontving gedurende de maximale periode ziekengeld. Na zijn ziekmelding heeft hij tijdelijk als chauffeur openbaar vervoer gewerkt, maar meldde zich opnieuw ziek op 20 mei 2016. Het Uwv heeft op basis van een medische beoordeling vastgesteld dat appellant met ingang van 30 juli 2017 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld. Appellant betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en stelde dat zijn klachten onvoldoende waren meegenomen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische belastbaarheid van appellant op de datum in geding overtuigend was gemotiveerd. De Raad bevestigde dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant in bewijsnood verkeerde en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.