In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Betrokkene ontving sinds 3 mei 2014 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft betrokkene in 2016 verzocht om informatie over een andere persoon (X) die op zijn uitkeringsadres was ingeschreven. Betrokkene heeft hierop niet gereageerd, wat leidde tot de opschorting en intrekking van zijn bijstandsuitkering. Het college legde ook een boete op wegens schending van de inlichtingenverplichting. De rechtbank heeft de boete vernietigd, maar het college ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat betrokkene de inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de inschrijving van X op zijn adres. De Raad benadrukte dat de inschrijving van een andere persoon op het uitkeringsadres van invloed kan zijn op het recht op bijstand. Betrokkene was op de hoogte van de woonsituatie van X, maar heeft geen informatie verstrekt aan het college. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college moest aantonen dat de schending van de inlichtingenverplichting tot benadeling had geleid. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde de beroepen ongegrond, waarbij de boete van € 1.170,- werd gehandhaafd.