In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die een ouderdomspensioen ontvangt, had een aanvraag ingediend voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op basis van een erfenis. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen, omdat zij het maandelijkse bedrag van € 400,- uit de erfenis als inkomen beschouwde, waardoor de appellant boven de voor hem geldende norm van € 1.104,14 uitkwam.
De Raad oordeelde dat de Svb ten onrechte de erfenis als inkomen had aangemerkt. De Raad stelde vast dat de periodieke uitbetaling van de erfenis niet gelijkgesteld kan worden met inkomen, maar moet worden aangemerkt als vermogen. De appellant had recht op de AIO-aanvulling, omdat zijn totale vermogen onder de vrij te laten grens bleef. De Raad heeft het besluit van de Svb vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de AIO-aanvulling toe te kennen met terugwerkende kracht tot de datum van de aanvraag.
Daarnaast heeft de Raad de Svb veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.362,50 bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van een juiste kwalificatie van erfenisinkomen in het kader van sociale zekerheidswetgeving.