Uitspraak
18.4984 WSF, 19/237 WSF
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met betrekking tot de studiefinanciering van appellante. Appellante ontving vanaf 1 februari 2017 studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000, maar de minister heeft deze herzien naar de norm voor een thuiswonende studerende, na een buurtonderzoek waaruit bleek dat appellante niet op het opgegeven adres woonde. De minister heeft op basis van verklaringen van buurtbewoners geconcludeerd dat appellante niet op het brp-adres woonde, wat leidde tot een terugvordering van € 931,45 en een bestuurlijke boete van € 465,72. De rechtbank Midden-Nederland heeft de beroepen van appellante tegen deze besluiten ongegrond verklaard, wat appellante in hoger beroep aanvecht. De Raad oordeelt dat de minister zijn bewijslast heeft voldaan en dat de verklaringen van de buurtbewoners voldoende zijn om de besluiten te onderbouwen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank, waarbij wordt benadrukt dat de bewijslast in eerste instantie op de minister rust.