In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van de WIA-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant ontving sinds 3 april 2011 een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na een melding van zijn ex-werkgever over een nabetaling van loon over de periode van mei 2012 tot december 2015, heeft het Uwv besloten om de uitkering te herzien en terug te vorderen. Appellant was van mening dat hij pas na 22 december 2015, toen hij door zijn ex-werkgever op de hoogte werd gesteld van de nabetaling, redelijkerwijs kon weten dat hij te veel uitkering ontving. De rechtbank Gelderland had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, maar in hoger beroep oordeelde de Centrale Raad dat het Uwv onvoldoende had aangetoond dat appellant eerder op de hoogte had moeten zijn van de nabetaling. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en verklaarde het beroep van appellant gegrond, waarbij de besluiten van het Uwv werden herroepen. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding toegewezen en werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.