ECLI:NL:CRVB:2021:1193
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep Wajong-uitkering en arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een Wajong-uitkering had aangevraagd. De aanvraag was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen op basis van het oordeel dat de appellant beschikte over arbeidsvermogen. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De appellant, geboren in 1990, had een aanvraag ingediend vanwege een complexe posttraumatische stressstoornis. Het Uwv had na onderzoek geconcludeerd dat de appellant in staat was om te werken, wat leidde tot de afwijzing van de Wajong-aanvraag. In hoger beroep voerde de appellant aan dat het onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was en dat er een psychiater als deskundige benoemd had moeten worden. De Raad oordeelde echter dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er voldoende medische informatie beschikbaar was om de beoordeling te onderbouwen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant in de periode in geding beschikte over arbeidsvermogen, waardoor hij niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige te benoemen en dat de argumenten van de appellant niet voldoende waren om de eerdere oordelen te weerleggen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 11 mei 2021.