ECLI:NL:CRVB:2021:1888
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen op grond van de Wajong en de toetsing aan het VN-Gehandicaptenverdrag
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een ‘Beoordeling arbeidsvermogen’ op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 juli 2021 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet in strijd is met het discriminatieverbod zoals neergelegd in artikel 5 van het VN-Gehandicaptenverdrag. Appellante, geboren in Caïro en in 1999 naar Nederland verhuisd, had haar aanvraag in januari 2018 ingediend, maar deze was afgewezen omdat zij op haar 18e verjaardag niet in Nederland woonde. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad stelde vast dat appellante niet als ingezetene kan worden aangemerkt volgens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en dat de voorwaarden van ingezetenschap niet in strijd zijn met internationale verdragsrechtelijke discriminatieverboden. De Raad concludeerde dat er geen sprake is van discriminatie op grond van handicap en dat appellante niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. De Raad merkte op dat appellante, ondanks haar vermogen in de vorm van een koopwoning, in beginsel recht heeft op bijstand, maar dat dit niet betekent dat zij recht heeft op een Wajong-uitkering. De uitspraak bevestigt de eerdere rechtspraak over de voorwaarden van ingezetenschap en de toepassing van het VN-Gehandicaptenverdrag.