Uitspraak
18.6408 WIA
OVERWEGINGEN
.Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich sinds 2011 ziek had gemeld. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant was vastgesteld op 72,31%. De appellant had in hoger beroep aangevoerd dat hij niet in staat was om de geselecteerde functies te verrichten en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de functies geschikt waren. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies medisch gezien geschikt waren voor appellant en dat er geen reden was om te twijfelen aan het medisch oordeel. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het bijduiden van functies met een andere SBC-code dan de oorspronkelijk geduide functies rechtens toelaatbaar was, aangezien de uitkeringspositie van appellant niet in het nadeel was gewijzigd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.