In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor woonkosten door het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort. Appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in verband met dubbele huurkosten, maar het college stelde dat de kosten al waren voldaan vóór de aanvraag. De Raad oordeelde dat het college ten onrechte had aangenomen dat appellant het volledige bedrag voorafgaand aan de aanvraag had betaald. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college voor zover het de afwijzing van € 118,76 betrof. De Raad droeg het college op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij het college ook de verschuldigdheid van een dwangsom bij niet tijdig beslissen op de aanvraag had moeten vaststellen. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor het bedrag van € 118,76 niet in stand kon blijven, omdat appellant niet alle kosten voorafgaand aan de aanvraag had voldaan. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met aanvragen voor bijzondere bijstand en de verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene wet bestuursrecht.