ECLI:NL:CRVB:2022:1801
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vaststelling van arbeidsongeschiktheid en de toepassing van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid van betrokkene, die zich op 19 juli 2016 ziek meldde met psychische klachten. Betrokkene was werkzaam als medewerker contractbeheer/projectadministratie en is later gere-integreerd als boekhouder. Het Uwv had betrokkene een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend op basis van een praktische schatting van haar arbeidsongeschiktheid, maar dit werd door de rechtbank als onjuist beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de beloning die betrokkene ontving niet representatief was voor de functie boekhouder, waardoor een praktische schatting niet mogelijk was. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd en het Uwv opgedragen opnieuw te beslissen op het bezwaar van betrokkene. In hoger beroep heeft het Uwv betoogd dat de rechtbank ten onrechte oordeelde dat een praktische schatting niet mogelijk was. De Centrale Raad van Beroep heeft echter bevestigd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat voor het feitelijk verdiende loon geen fictieve loonwaarde kan worden gesteld en dat een theoretische schatting moet plaatsvinden. De Raad heeft het hoger beroep van het Uwv afgewezen en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.