ECLI:NL:CRVB:2022:221
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om een maatwerkvoorziening voor een assistentiehond in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die lijdt aan psychische klachten en een aandoening aan het houdings- en bewegingsapparaat, had een verzoek ingediend bij ROGplus voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget om haar te ondersteunen bij het opleiden van haar hond tot assistentiehond. ROGplus heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is dat een assistentiehond daadwerkelijk bijdraagt aan de zelfredzaamheid en participatie van de appellante. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.
De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld, waaronder de stelling dat het besluit onbevoegd was genomen en dat het onderzoek door ROGplus onzorgvuldig was. De Raad concludeerde dat ROGplus bevoegd was en dat het onderzoek voldoende was om tot een besluit te komen. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de effectiviteit van assistentiehonden niet wetenschappelijk onderbouwd is, ondanks de door appellante overgelegde rapporten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen.
Daarnaast werd de redelijke termijn van de procedure beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat deze was overschreden. De Raad kende appellante een schadevergoeding van € 500,- toe, te betalen door de Staat der Nederlanden, maar wees een veroordeling van ROGplus in de proceskosten af. De uitspraak bevestigt de noodzaak van wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van assistentiehonden in de context van de Wmo 2015.