Uitspraak
21 2065 WAO
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.Het Uwv heeft vervolgens de betaling van de WAOuitkering per 1 november 2019 geschorst.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WAO-uitkering van appellant. De appellant, die eerder een WAO-uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, werd geconfronteerd met een beëindiging van zijn uitkering na de oplegging van tbs met dwangverpleging. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er sprake was van vrijheidsontneming, zoals bedoeld in artikel 43 lid 5 van de WAO, en dat de uitkering terecht was beëindigd. De appellant had in hoger beroep aangevoerd dat de tbs-maatregel niet als vrijheidsontneming moest worden aangemerkt, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de tbs-maatregel in dit geval wel degelijk als vrijheidsontneming moet worden beschouwd. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv de WAO-uitkering van appellant met ingang van 1 februari 2020 terecht had beëindigd. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.