ECLI:NL:CRVB:2023:514
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake studiefinanciering en woonadres van appellante
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over haar studiefinanciering. Appellante was ingeschreven op een bepaald adres in de basisregistratie personen (brp) en ontving studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000. De minister heeft echter na een onderzoek geconcludeerd dat appellante niet op het brp-adres woonde, wat leidde tot een herziening van haar studiefinanciering en een terugvordering van een bedrag van € 3.848,08. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het onderzoek dat door de minister is uitgevoerd zorgvuldig was. De bevindingen van de controleurs gaven voldoende feitelijke grondslag voor de conclusie dat appellante ten tijde van het onderzoek niet op het brp-adres woonde. De Raad oordeelde dat er geen bewijs was dat de hoofdbewoonster van het adres onjuist had verklaard en dat de door appellante overgelegde poststukken niet voldoende bewijs boden voor haar woonadres. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.