Uitspraak
21 3001 WAJONG
PROCESVERLOOP
mr. J.H. van Riet.
OVERWEGINGEN
23 oktober 2017 heeft het Uwv geweigerd om van het besluit van 6 september 2016 terug te komen, omdat appellante geen nieuwe informatie naar voren heeft gebracht. Het door appellante tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 12 maart 2018 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft appellante beroep ingesteld bij de rechtbank
Den Haag.
Wajong-uitkering. Daarbij wijst appellante op informatie die zij heeft verkregen via de huisarts. In de brief van Palier, afdeling pathologie, van 8 januari 2013 wordt vermeld dat appellante sinds 1999 bekend is met wisselende (manisch) psychotische toestandsbeelden, geduid als schizofrenie. Ook wordt in deze brief gesproken over een borderline persoonlijkheidsstoornis. Appellante is een aantal keer opgenomen geweest in een psychiatrisch ziekenhuis. Uit de brief van de crisisdienst Parnassia ambulant van 15 januari 2019 blijkt dat appellante als gevolg van haar vroeggeboorte lijdt aan een piramidaal syndroom. Appellante stelt dat zij ernstige psychiatrische klachten heeft die steeds terugkomen. De eerste bewijzen hiervan dateren uit 1999 en dus binnen de eerste vijf jaar na de 18e verjaardag van appellante. Gelet op de aard van de diagnose is het aannemelijk dat deze klachten al op het 18e jaar aanwezig waren. Immers, de aanleg voor schizofrenie is aangeboren. Ook is zij al voor haar achttiende verjaardag begonnen met het gebruik van drugs. Volgens de website van de Hersenstichting kan het gebruik van drugs psychoses en schizofrenie uitlokken. Appellante stelt primair dat het Uwv geen FML had moeten opstellen en subsidiair dat in de FML onvoldoende beperkingen zijn opgenomen. Aangezien de FML niet juist is, kan de schatting hierop niet worden gebaseerd.
18 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1348). Appellante heeft niet aan deze bewijslast voldaan. Zij heeft informatie van haar behandelaars – waaronder huisarts, MDL-arts, neuroloog en psychiater – overgelegd waarop de verzekeringsarts bezwaar en beroep afdoende heeft gereageerd in zijn rapport van 1 februari 2022. Een groot deel van de informatie ziet niet op de datum in geding, zodat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hieraan terecht niet de door appellante gewenste waarde heeft toegekend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft helder uiteengezet dat de psychische problematiek van appellante pas geruime tijd na het achttiende jaar (meer) tot uiting is gekomen. Op deze datum was er weliswaar een aantal beperkingen, maar niet in de omvang zoals door appellante gesteld. Wat betreft de informatie van Palier valt op dat daarin (ook) melding wordt gemaakt van de heer [naam] . Nog daargelaten dat dus niet duidelijk is op wie deze informatie betrekking heeft (appellante of haar tweelingbroer), heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep afdoende toegelicht dat ook om andere redenen deze informatie niet leidt tot bijstelling van de FML. De informatie van Palier ziet namelijk op de situatie enige jaren na het achttiende jaar, namelijk de periode 1999-2000, en wordt geenszins bevestigd in de overige beschikbare informatie.
been-belastende handelingen of houdingen. In wat appellante heeft aangevoerd wordt geen aanleiding gezien om aan dit goed gemotiveerde standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen.