ECLI:NL:CRVB:2024:1060
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering met terugwerkende kracht en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht. De appellant, geboren in 1988, had op 16 september 2019 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uwv aanvankelijk was afgewezen op basis van het oordeel dat hij over arbeidsvermogen beschikte. Na een gewijzigde beslissing op bezwaar op 5 april 2022, waarbij het Uwv alsnog de Wajong-uitkering per 16 september 2019 toekende, heeft de appellant betoogd dat de uitkering met terugwerkende kracht vanaf zijn achttiende verjaardag of eerdere momenten had moeten worden toegekend. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 oktober 2021 vernietigd, omdat het Uwv het eerdere besluit niet langer handhaafde. De Raad oordeelde dat de ingangsdatum van de Wajong-uitkering inderdaad afhankelijk is van de aanvraagdatum, en dat er geen aanleiding was om de uitkering eerder toe te kennen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen en dat het Uwv geen aanleiding had om ambtshalve een Wajong-uitkering toe te kennen. De Raad heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar heeft wel een proceskostenveroordeling uitgesproken in het voordeel van de appellant.