ECLI:NL:CRVB:2024:1526
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en belangenafweging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellante, die sinds 13 november 2017 bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had haar bijstandsuitkering zien intrekken per 3 februari 2020, omdat zij was gaan samenwonen. De Raad heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen in redelijkheid het belang van een rechtmatige besteding van gemeenschapsgeld zwaarder heeft laten wegen dan het belang van de appellante bij voortzetting van de bijstandsuitkering. De appellante had geen recht meer op bijstand als alleenstaande en het college was bevoegd om de bijstand in te trekken. De rechtbank had eerder het bestreden besluit van het college vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, wat de Raad heeft bevestigd. De Raad heeft geoordeeld dat de belangenafweging door het college voldoende was en dat de appellante niet aannemelijk had gemaakt dat haar belangen niet goed waren gewogen. De uitspraak bevestigt dat het college de intrekking van de bijstand terecht heeft gehandhaafd, en dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht.