In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de afwijzing van de aanvraag voor dubbele kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb) behandeld. Appellante had op 18 december 2018 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag voor haar zoon, die bekend is met een motorische ontwikkelingsachterstand en andere problemen. De Svb heeft de aanvraag afgewezen, omdat de zoon niet voldeed aan de voorwaarden voor intensieve zorg zoals vastgelegd in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De rechtbank Midden-Nederland heeft de afwijzing van de Svb bevestigd, waarop appellante in hoger beroep ging. De Raad oordeelt dat de Svb terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van intensieve zorg, aangezien de zorgscore van de zoon niet voldeed aan de vereiste criteria. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn gedeeltelijk toe, waarbij de Staat wordt veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan appellante. De Raad concludeert dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase is overschreden, maar dat de overige proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.