ECLI:NL:CRVB:2024:2179
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering herziening WGA-uitkering en toerekening aan appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om de toerekening van de WGA-uitkering van een werknemer aan appellante te herzien. De zaak betreft een werknemer die op 21 januari 2016 arbeidsongeschikt werd vanuit een dienstbetrekking met een andere B.V. Appellante, ontstaan uit een fusie per 1 januari 2017, werd eigenrisicodrager voor WGA-uitkeringen. De WGA-uitkering werd ten onrechte aan appellante toegerekend vanaf 18 januari 2018, terwijl de werknemer op dat moment niet in dienst was bij appellante. De Raad oordeelde dat het besluit van het Uwv om de WGA-uitkering aan appellante toe te rekenen in strijd was met artikel 82, eerste lid, van de Wet WIA. De Raad heeft het Uwv opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij een belangenafweging moet worden gemaakt die rekening houdt met de financiële belangen van appellante. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar de Raad heeft deze uitspraak vernietigd en het beroep gegrond verklaard. Tevens is het Uwv veroordeeld in de kosten van appellante en moet het griffierecht vergoeden.