ECLI:NL:CRVB:2024:709
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvragen om een nabestaandenuitkering op grond van de ANW
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de afwijzing van herhaalde aanvragen om een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) behandeld. Appellante had tot 1 februari 2015 recht op een nabestaandenuitkering, maar deze werd beëindigd omdat haar jongste kind achttien jaar werd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de aanvragen van appellante afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder de afwijzing van de Svb bevestigd, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad oordeelt dat de Svb terecht geen aanleiding heeft gezien om de eerdere besluiten te herzien. De medische informatie die appellante aanvoerde, was al bekend en had geen invloed op de eerder vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid. De Raad bevestigt dat de Svb de aanvragen terecht heeft afgewezen, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die tot een andere uitkomst zouden moeten leiden. De hoger beroepen van appellante worden dan ook afgewezen, en de eerdere uitspraken van de rechtbank blijven in stand.
De Raad concludeert dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten en dat het betaalde griffierecht niet wordt teruggegeven. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 april 2024.