AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Afwijzing aanvraag om kinderbijslag en beoordeling verblijfsrecht van appellante met Surinaamse nationaliteit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van de aanvraag van appellante om kinderbijslag. Appellante, met de Surinaamse nationaliteit, heeft sinds 2001 met onderbrekingen in Nederland verbleven. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de aanvraag afgewezen op basis van het argument dat appellante geen rechtmatig verblijf had, omdat zij in de relevante periode ongewenst was verklaard. De Raad oordeelt dat de Svb eerst moet onderzoeken of appellante in beginsel recht heeft op een Chavez-Vilchez verblijfsrecht, en daarna of er redenen zijn om dit recht te ontzeggen vanwege een mogelijke bedreiging voor de openbare orde of veiligheid. De Raad concludeert dat appellante vanaf het moment dat haar dochter de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, recht heeft op kinderbijslag, omdat zij als ingezetene kan worden aangemerkt. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en kent aan appellante kinderbijslag toe over een deel van de periode in geding. De uitspraak benadrukt het belang van het rechtmatig verblijf en de afhankelijkheidsrelatie tussen appellante en haar kinderen.
Voetnoten
1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.HvJ 10 mei 2017, C-133/15 ECLI:EU:C:2017:354 (
5.Algemene wet bestuursrecht.
6.Immigratie- en naturalisatiedienst.
7.Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
8.Algemene kinderbijslagwet.
9.HvJ 10 mei 2017, C-133/15 ECLI:EU:C:2017:354 (
11.Hof van Justitie van de Europese Unie.
14.HvJ 8 mei 2018, C-82/16 ECLI:EU:C:2018:308 (
15.Punten 90-92.
16.Punt 93.
17.Punt 94.
18.Basisregistratie personen.
19.Artikel 2, eerste lid, gelezen in samenhang met Artikel 4, tweede lid, Rijkswet op het Nederlanderschap.
20.Dit volgt uit Artikel 20 van het VWEU.
23.Artikel 3, eerste lid, AKW.