Uitspraak
PROCESVERLOOP
De Wilde verschenen, bijgestaan door R. Bentum. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. de Jong.
OVERWEGINGEN
Inleiding
WAO-uitkering van de werknemer met ingang van 3 november 2014 gebaseerd op een (toegenomen) mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
WAO-uitkering is toegekend, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Volgens de rechtbank heeft het Uwv terecht naar voren gebracht dat de toepassing van de verkorte wachttijd op grond van de WAO losstaat van de bepalingen in boek 7 van het BW die betrekking hebben op compensatie van transitievergoedingen. Er bestaat pas recht op compensatie van een betaalde transitievergoeding als voldaan is aan de voorwaarden, opgenomen in artikel 7:673e van het BW. Hierbij gaat het om een dwingendrechtelijke bepaling die het Uwv geen ruimte geeft om daarvan af te wijken. Dat appellante dit niet redelijk en billijk vindt, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet arbeidsmarkt in balans [1] leidt de rechtbank verder af dat de wetgever heeft beoogd dat een werkgever alleen in aanmerking komt voor compensatie als de termijn van het opzegverbod tijdens ziekte is verstreken op het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De rechtbank heeft de stelling van appellante dat het nooit de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest om haar uit te sluiten van de compensatieregeling in de situatie die hier aan de orde is, niet gevolgd.
WAO-uitkering aan een werknemer gebaseerd op een toegenomen mate van arbeidsongeschiktheid, artikel 7:673e, eerste lid, van het BW wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel buiten toepassing te laten. Met een situatie als die van appellante heeft de wetgever bij de totstandkoming van de compensatieregeling geen rekening gehouden. Volgens appellante heeft het Uwv door de toekenning van een WAO-uitkering na een wachttijd van vier weken in feite de verplichting tot doorbetaling van loon aan werknemer van haar overgenomen en is de arbeidsovereenkomst vanaf dat moment ‘slapend’ geworden. Als goed werkgever is zij gehouden een ‘slapend dienstverband’ te beëindigen. Ook heeft appellante aangevoerd dat voor haar de wettelijke termijn van twee jaar van het opzegverbod tijdens ziekte niet geldt.