ECLI:NL:CRVB:2025:1115
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand na schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante. De zaak betreft de vraag of appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat haar ex-partner bepaalde vaste lasten voor haar betaalde. Appellante ontving vanaf 9 februari 2020 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en had verklaard dat haar ex-partner tot 1 maart 2020 haar vaste lasten zou betalen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de bijstand van appellante herzien en teruggevorderd, omdat zij niet had gemeld dat zij over voldoende middelen beschikte om in haar levensonderhoud te voorzien. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college gegrond verklaard, maar het college heeft een nieuw besluit genomen waarin de bijstand opnieuw is herzien en teruggevorderd. De Raad heeft geoordeeld dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de betalingen van haar ex-partner relevant waren voor haar recht op bijstand. De Raad heeft de argumenten van appellante over de schending van de inlichtingenverplichting en de dringende redenen om van terugvordering af te zien verworpen. De Raad heeft wel bepaald dat appellante recht heeft op vergoeding van haar proceskosten, omdat het college in het nader besluit een motiveringsgebrek had hersteld. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het nader besluit ongegrond.